Interview met landschapsarchitect Berno Strootman
Gezocht: een minister van Ruimte (met macht en geld!)
Als Den Haag niet snel de regie pakt bij de ruimtelijke ontwikkeling van het landschap, dan wordt Nederland ‘één grote hagelslag’. Daarvoor waarschuwt rijksadviseur Berno Strootman. ‘Ik houd mijn hart vast.’
Marc van Dinther, Volkskrant, 24 november 2020
Berno Strootman: ‘Wees voorzichtig met het volleggen van weides met zonnepanelen.’
Zonneparken: als Rijksadviseur voor het Landschap Berno Strootman (59) ergens een hekel aan heeft, dan is het daar wel aan. Daar zijn tal van argumenten voor, maar een van de belangrijkste is toch wel het esthetische: ze zijn zo lelijk, die zwarte vlekken in het landschap. ‘Het ziet er niet uit.’
Als Strootman het voor het zeggen had, kwam er een verbod op zonnepanelen op landbouwgrond. Dat gaat niet gebeuren, dat weet hij ook wel: er komen juist steeds meer nieuwe zonneparken bij. Maar achter Strootmans afkeer gaat een diepere zorg schuil.
Die is dat niemand in Nederland zich bekommert om de vraag hoe we Nederland niet alleen duurzaam maken, maar ook mooi en leefbaar houden. ‘Je zou denken: we hebben een regering die daarvoor zorgt. Maar daar is niemand verantwoordelijk voor.’
Strootman is lid van het College van Rijksadviseurs, een driemanschap van een bouwmeester, een landschapsarchitect en een stedenbouwkundige dat eens in de vier jaar wordt benoemd en de regering gevraagd en ongevraagd van advies kan dienen. De termijn van het huidige college loopt eind dit jaar af.
Als afscheid hebben ze een duidelijke boodschap: er is een gebrek aan ruimtelijk beleid in Nederland. Van alle kanten wordt de aanval geopend op de toch al schaarse grond: de energietransitie, de verduurzaming van de landbouw, natuur, huizenbouw en bedrijventerreinen eisen allemaal hun plek op. ‘Dat is een enorme botsing van belangen. Het vraagt om een rijksoverheid die daar een overtuigende visie op heeft. Maar die is er niet.’
Terugkomend op zonneparken: tegen windmolens is veel verzet, tegen zonneparken minder.
‘Ik snap dat wel. Het is kiezen tussen twee kwaden. Zonneparken hebben vooral nadelen: ze zijn slecht voor de bodem en de biodiversiteit, drijven de grondprijzen op en staan verduurzaming van de landbouw in de weg. Maar veel mensen hebben een hekel aan windmolens omdat je die al van kilometers afstand ziet. Als je zonnepanelen in een wei legt en je zet er een haag omheen, dan zie je er bijna niets van. Dus als mensen moeten kiezen gaan ze meestal voor zonneparken.’
Dat heeft alles te maken met hoe de energietransitie in Nederland is georganiseerd. De invulling daarvan is overgelaten aan dertig regio’s die ieder een eigen Regionale Energie Strategie (RES) moeten opstellen. Wat je dan krijgt, zegt Strootman, is dat iedere regio in zijn eigen vakje zit te puzzelen.
‘Ik houd mijn hart vast: dat wordt een grote hagelslag: een windmolen hier, een paar zonneparken daar. Het is een optelsom van plaatselijke initiatieven: een grondeigenaar die wat wil, een ontwikkelaar die daarop inspringt. Er zit geen overkoepelend idee achter.’
We hebben toch een minister die dat aanstuurt: van Economische Zaken en Klimaat (EZK)?
‘Ja, maar die maakt geen integrale afweging. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft als opdracht de doelen van Parijs zo goedkoop mogelijk te halen. Weilanden zijn goedkoper dan daken. Dus is het voordeliger om zonnepanelen in de wei te leggen. Als dat ten koste gaat van agrarische grond vindt zijn collega van Landbouw dat misschien niet leuk, maar daar wordt de minister van EZK niet op afgerekend.
‘Het Rijk heeft een subsidieregeling die ervoor zorgt dat ontwikkelaars goed geld kunnen verdienen met zonneparken. Een boer die meewerkt levert dat 6- tot 10 duizend euro per hectare per jaar op. Daar kun je niet tegenaan boeren. Waarden als landschaps- en natuurkwaliteit zijn niet in geld uit te drukken en worden dus niet meegenomen in deze kostenafweging.’
Er is toch wel iemand die het grote belang bewaakt?
‘Wat wij de afgelopen vier jaar hebben geleerd, is dat de ministeriële verantwoordelijkheid nadelig is voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Gemeenten en provincies kennen een collegiaal bestuur, de rijksoverheid niet. Ambtenaren van een ministerie werken alleen voor hun eigen minister.
‘Terwijl alles met elkaar samenhangt. Als je praat over landbouw, dan heb je het over biodiversiteit, stikstof en klimaat. Maar dan gaat het ook over de energietransitie en de verstedelijking. Wat je nodig hebt, is iemand met een integrale visie, die de verantwoordelijkheid heeft dat het geheel goed is. Een minister van Ruimte.’
Zoiets hadden we ooit al: VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu). Dat is in 2010 afgeschaft.
‘Wij denken dat het een goed idee is om dat terug te laten komen, in een andere vorm. Een minister van Ruimte moet geen deelbelang dienen, maar alle belangen tegen elkaar afwegen: landbouw, infrastructuur, volkshuisvesting, natuur. Het lastige is: zo’n minister moet macht hebben, anders wordt het niks. Geld is macht, dus hij of zij moet ook geld hebben. Dat is bestuurskundig ingewikkeld.’
Stel dat we zo’n minister hebben, gaat die dan zeggen: hier planten we windmolens, daar gaan we huizen bouwen en verderop doen we landbouw?
‘Ik denk niet dat de tijd rijp is voor een rijksoverheid die de baas speelt. Maar de regering zou vanuit het nationaal belang veel meer de regie moeten nemen. Daar is onlangs wel een aanzet toe gegeven met de Nationale Omgevingsvisie (Novi). Dat is een goed begin, maar nog niet genoeg.
‘Het Rijk houdt zich nu te vaak afzijdig. De energietransitie bijvoorbeeld: wat doe je op land en wat op zee? Zijn er gebieden waar je geen zonnepanelen wilt, kun je concentratiegebieden voor windmolens op land aanwijzen? Windmolens moet je neerzetten waar wind is en waar ze zich verhouden tot het landschap. In de Flevopolder past dat beter dan in de Achterhoek.
‘Wij pleiten er in ons advies Via Parijs voor om de Wieringermeer vol te zetten met windmolens. Omdat het een grootschalig en rationeel landschap is waar die enorme windturbines prima passen. Ik zou het een doemscenario vinden als er straks nergens in Nederland een plek is waar je geen windmolens ziet.’
Berno Strootman: ‘Ik zou het een doemscenario vinden als er straks nergens in Nederland een plek is waar je geen windmolens ziet.’Beeld Jiri Büller
Het Rijk dat windmolens doordrukt: dat is in Drenthe gedaan. De pleuris brak uit.
‘In onze ogen zou er dan een onderhandeling op gang komen met de inwoners van zo’n gebied: onder welke voorwaarden kunnen jullie met windmolens instemmen? Je moet er iets tegenover zetten. Misschien komen er investeringsfondsen waar iedereen wat aan heeft of krijgen alle inwoners van de Wieringermeer gratis energie.
‘Je moet als Rijk een visie hebben op hoe wij die energietransitie aanpakken. Die is er nu niet. Dat betekent volgens ons: zo veel mogelijk wind op zee, maximaal inzetten op besparing, alle daken en braakliggende terreinen volleggen met zonnepanelen, grote warmtenetwerken en geothermie door ontwikkelen.’
En geen zonnepanelen in de wei dus.
‘Je moet heel voorzichtig zijn met het weggeven van landbouwgrond. De landbouw moet duurzamer, extensiever en natuurvriendelijker worden. Daar is eerder meer dan minder grond voor nodig. Natuur is ook nog een grote opgave. Maar er komt natuurlijk geen grond bij. Dus moet je zuinig zijn op wat je hebt.
‘Een vraag die ook speelt is of we überhaupt wel alle energie die we in Nederland gebruiken zelf moeten produceren. Wij zijn een verstedelijkt land met een hoge energieconsumptie en weinig ruimte. De energietransitie is bij uitstek een onderwerp dat zich leent voor Europese samenwerking. In landen als Finland is ruimte genoeg voor windmolens. Waarom zetten we ze dan niet dáár neer?’
LEES MEER OVER GROOTGRONDBEZITTERS
Extra woningen, natuur, landbouw of toch duurzame energieopwekking? Grootgrondbezitters hebben een doorslaggevende stem bij het toekomstige gebruik van de schaarse ruimte in Nederland. Ontdek hier wie de grootste grondbezitters zijn en hoe groot hun land is, vergeleken met je eigen tuin of woonwijk.