We hebben alternatieve duurzame energiebronnen nodig om te voorkomen dat onze leefomgeving verder wordt aangetast. Echter, alternatieve vormen van energieopwekking die zelf de leefomgeving direct nadelig beïnvloeden, zijn dan dus geen oplossing voor het onderliggende probleem! In het bijzonder moeten grootschalige initiatieven worden vermeden zolang niet onomstotelijk is vastgesteld dat dergelijke initiatieven een netto verbetering opleveren aan onze leefomgeving.
De plannen uit de gemeente Houten betreffen plaatsing van het Windpark Goyerbrug pal langs de gemeentegrens met Wijk bij Duurstede en recht in het gezichtsveld van de bewoners van het NO van Culemborg. Echter, de gemeenteraad in Wijk bij Duurstede heeft zich meerdere keren tegen het plaatsen van windmolens langs het Amsterdam-Rijnkanaal uitgesproken. Bij draagvlakonderzoek onder de bevolking van Wijk bij Duurstede in 2016 is dat beeld nogmaals bekrachtigd toen een ruime meerderheid zich tegen windmolens uitsprak en dat wordt nogmaals onderstreept door de huidige coalitie die tegen windmolens is. De huidige plannen vanuit Houten zijn daarom onacceptabel, omdat de overlast van dit windpark zich niet tot de gemeentegrens van Houten beperkt.
Windmolens maken wel degelijk ziek, zo stelt Medisch Contact op haar website: https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/windmolens-maken-wel-degelijk-ziek.htm. Er is op zijn minst voldoende wetenschappelijk bewijs dat plaatsing van windmolens resulteert in gezondheidsrisico’s voor omwonenden. Uitgerekend in Houten zelf heeft de universiteit van Utrecht dit aangetoond. Nog belangrijker is dat de molens in de plannen voor het Windpark Goyerbrug extreem veel hoger zijn dan gebruikelijk en waarvan op voorhand al vaststaat dat deze meer geluid zullen produceren. Vanuit het voorzorgsbeginsel zou de overheid nu al moeten ingrijpen. Het is onverantwoordelijk voor het bevoegd gezag van Houten, Wijk bij Duurstede en de provincie Utrecht als ingestemd wordt met deze plannen voordat onomstotelijk vaststaat dat de gezondheid van de direct omwonenden niet in het geding is. In detail volgt dit uit de volgende bepalingen:
Artikel 22 in de grondwet kan worden samengevat als “zorgplicht” voor de overheid. Dit is dus een plicht en geen optionaliteit voor bijvoorbeeld het provinciebestuur als ook een gemeenteraad en college van B&W van een gemeente.
Daarnaast geldt voor elk bestuursorgaan dat het kennis moet vergaren omtrent de relevante feiten voordat het een beslissing neemt (art. 3:2 Awb).
Ten slotte geldt binnen Europa het zogenaamde voorzorgsbeginsel (art. 174 EG-Verdrag): het beginsel dat stelt dat als een ingreep of een beleidsmaatregel ernstige of onomkeerbare schade kan veroorzaken aan de samenleving of het milieu, de bewijslast ligt bij de voorstanders van de ingreep of de maatregel als er geen wetenschappelijke consensus bestaat over de toekomstige schade.
Bij de besluitvorming op provinciaal of gemeentelijk niveau is daarom het volgende relevant: Ook al blijkt bijvoorbeeld een MER-aanvraag binnen de norm van het gehanteerde toetsingskader te liggen, dan resulteert dit niet in een plicht voor de bestuurders om met de aanvraag in te stemmen, noch is dit op zich een rechtvaardiging voor de bestuurders om een dergelijke aanvraag goed te keuren. Dit is exact het punt in de besluitvorming waar bestuurders het voorzorgsbeginsel kunnen hanteren, juist om te handelen in lijn met Artikel 22 van de grondwet en Artikel 3.2 van Awb. Immers, zodra er voldoende indicatie is van gezondheidsrisico’s die niet in het toetsingskader zijn gevat, en het wetenschappelijk onderzoek nog niet is afgerond, dan zijn per definitie nog niet alle relevante feiten in beeld. Daarmee kan de bestuurder nog niet voldoen aan zorgplicht en staat dit verantwoorde besluitvorming in de weg.
Naast verwachte gezondheidsrisico’s heeft het bevoegd gezag ook de zorgplicht de veiligheidsrisico’s adequaat mee te nemen in de besluitvorming. Immers, wereldwijd onderzoek laat zien dat grote windturbines niet zonder gevaren zijn! Het voornemen van plaatsing van de allerhoogste windmolens in Nederland langs het drukst bevaren kanaal ter wereld, resulteert daarom in de plicht voor de gemeenten en de provincie om na te gaan of de thans geldende normen (Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Handleiding Risicoanalyse Transport (RIVM), Handboek Risicozonering Windturbines (RIVM)) wel geschikt zijn om deze casus te beoordelen. Bijvoorbeeld, voor dit nieuwe type windmolens van deze omvang is het niet ondenkbaar dat er een verhoogd risico is op bladbreuk en zijn de gevolgen daarvan (werpafstand) een stuk groter. De normen van schepen met gevaarlijke lading gaan vooral uit van risico’s als gevolg van botsing tussen schepen, maar niet de combinatie van een turbineblad dat een schip met gevaarlijke lading raakt. De actiegroep GEEN Windpark Goyerbrug zegt niet op voorhand dat deze risico’s onacceptabel zijn, maar pleit er wel voor dat op zijn minst eerst valide normen zijn vastgesteld om deze uitzonderlijke casus te kunnen toetsen. Indien wordt getoetst tegen oude normen (e.g. geen representatieve geluidsnorm voor windmolens van deze omvang, of geen kader voor combinatierisico van bladbreuk en inslag op passagiersschip of schip met gevaarlijke lading), dan stelt de actiegroep dat de gemeente- en provinciebestuur op voorhand tekortschieten in het voldoen aan hun zorgplicht-taken en die van behoorlijk bestuur.
Overigens is er één uitzondering waar naar het oordeel van de actiegroep er wel degelijk een overschrijding van de normen is en dat betreft het volgende: De geplande windmolens staan dusdanig ingetekend op de website van de initiatiefnemer, dat eigen onderzoek laat zien dat de 10^-5 en 10^-6 risicocontouren voor plaatsgebondenrisico overlappen met boomgaarden van fruittelers. NB: ook hier heeft het bevoegd gezag de plicht zelf een oordeel te vellen vanuit zorgplicht: Het BEVI geeft een niet-limitatieve opsomming van objecten die als beperkt kwetsbaar of kwetsbaar moeten worden beschouwd. Deze opsomming van objecten geeft het bevoegd gezag de ruimte om voor niet-genoemde objecten een eigen afweging te maken. Eveneens staat het bevoegd gezag vrij om een beperkt kwetsbaar als een kwetsbaar object te behandelen. Naar ons oordeel kwalificeren boomgaarden als zogenaamde ‘kwetsbare objecten’, omdat de eigenaar en medewerkers een groot deel van het jaar en onbeschermd in de boomgaarden werken. De risiconormering stelt dat dergelijke objecten niet mogen overlappen met de 10^-6 risicocontour en dus buiten de maximale werpafstand van een afgebroken turbineblad moet liggen.
In Denemarken -een gidsland in windenergie- wordt momenteel een bigdataonderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen windrichting en -kracht en een aantal gezondheidsafgeleiden. Dit betreft ziekenhuisopnames vanwege acuut coronair syndroom, vroeggeboortes en de prescripties van bloeddrukmedicatie, antidepressiva en slaapmedicatie. In afwachting van de uitkomsten heeft een groot aantal Deense gemeenten de bouw van windmolens op land gestopt. In Beieren – voorloper in windenergie – heeft de federale overheid in 2016 besloten dat de minimale afstand tussen turbines en bewoning tienmaal de tiphoogte moet bedragen: de 10-H-regel. Deze maatregel heeft ook in hoger beroep stand gehouden. Dit betekent de facto een bouwstop in 90 procent van de deelstaat. Blijkbaar komen de gidslanden tot inkeer. Andere overheden zouden hierdoor gealarmeerd moeten zijn.
Gezondheidsrisico’s hangen samen met de grootte van de windturbines en kunnen niet van land tot land verschillen. In Europese landen hebben gezondheidsinstanties onderzoek gedaan naar de invloed van windmolens van 150 meter of hoger. In Frankrijk heeft dat geleid tot een minimale afstand van anderhalve kilometer tussen windturbines en huizen. In het Verenigd Koninkrijk is die verplichte afstand zelfs vastgesteld op drie kilometer. De plannen van Windpark Goyerbrug gaan veel hoger dan dat (250m!) en veel dichter op huizen. Afgaand op onderzoek en normen in het buitenland, zijn deze plannen totaal onacceptabel voor de omwonenden in zowel de gemeenten Houten, Wijk bij Duurstede en Culemborg (weliswaar aan de overzijde van de Lek maar eveneens benadeeld door het windpark van deze afmetingen)